REISAFFICHE

Home Reizen Contact Site Map Zoeken

Inhoudsopgave
Inleiding
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4
Dag 5
DAG 6
Dag 7
Dag 8
Dag 9
Dag 10
Dag 11
Dag 12
Dag 13
Dag 14
Dag 15
Dag 16
Dag 17
Dag 18
Dag 19
Dag 20
Dag 21 en 22
Evaluatie en tips



Wat doe jij tegen agressie en geweld?

Cambodja

Gamelanorkestje

Dag 6: woensdag 24 oktober 2001

Siem Reap
Terug naar de tempels


Om kwart over vijf gaat de wekker af. We willen vroeg opstaan om de zonsopgang mee te maken bij Angkor Wat. Om half zes vertrekken we. Het begint al een beetje licht te worden en we fietsen mee met een stroom mensen die naar school of werk gaat. Bijna alle kinderen roepen "hello" en glimlachen. We rijden de bebouwde kom van Siem Reap uit en komen in het mooie, landelijke gebied waar we gisteren ook doorheen fietsten. Bij Angkor Wat aangekomen moeten we onze passen laten zien bij een controlepost. Het is heerlijk rustig op het tempelterrein. Het weiland ligt er vredig bij, bevolkt door koeien en witte reigers. We lopen een rondje om de tempel en maken foto's van de zon die achter de middelste toren opkomt. Het licht is erg mooi. De moeite waard om vroeg voor op te staan.

Na een uurtje te hebben doorgebracht bij Angkor Wat rijden we over mooie wegen, omzoomd door groen, naar Ta Prohm. Langs de kant van de weg is een groot aantal mensen gras aan het snijden. Vlakbij de tempel staan uiteraard weer een heleboel stalletjes. De kooplui mogen niet buiten een bepaald gebied komen. Zodra ze ons in het vizier krijgen, beginnen ze luid te roepen. "Sir! Madam! Come eat! Cold drink!" Uiteindelijk lopen we naar het luidst miauwende meisje toe. (Dat "miauwende" is niet denigrerend bedoeld. Het is de enige manier waarop ik het schelklinkende accent van de Cambodjanen kan omschrijven.) We nemen plaats aan één van de tafeltjes in haar nerinkje. Er lopen kindertjes rond die spelen met ballonnen en opblaas figuren. Overal hangen hangmatten. Ik vraag me af of de hele familie in dit armzalige hutje woont. Dat is niet het geval. Ze wonen in een huis in een dorpje verderop, vertelt het meisje dat ons bedient. We ontbijten met stokbrood en een omelet. Dan steken we de weg over naar de tempel.

Ta Prohm is gedeeltelijk overwoekerd door de jungle. Het ziet er prachtig uit. De tempel is helemaal één met de natuur. Sommige bomen zijn over een muur heen gegroeid en vormen nu een harmonieus geheel. Het is niet druk op het terrein. In één gedeelte loop ik helemaal alleen. Het is heel bijzonder: net alsof ik de eerste mens ben die deze tempel ontdekt. Om mij heen klinken mysterieuze junglegeluiden. Door het bezichtigen van Ta Prohm krijg je enig idee hoe de tempels van Angkor verborgen lagen, voordat ze ontdekt werden.

Op de terugweg van de tempel komen we langs een soort gamelanorkestje dat uit gehandicapten bestaat. We blijven even luisteren en doneren een Dollar. Van Ta Prohm rijden we naar Ta Keo, een stoere tempel van zandsteen zonder veel opsmuk. We beklimmen de steile trap en kijken wat rond. Vanwege het ontbreken van decoratie is deze tempel niet zo interessant. We zijn vrij snel uitgekeken en fietsen vervolgens naar Thommanon, een klein tempeltje. Rond het bescheiden gebouwtje vliegen prachtige vlinders rond. Ook andere insecten zijn in overvloed aanwezig. Paul zit een poosje met een enorme sprinkhaan op zijn hand. Maar wanneer ik een foto wil nemen, hipt het beestje weg.

Hierna bezoeken we Angkor Thom, een complex waar meerdere tempels en andere gebouwen staan. Allereerst passeren we een fraaie poort met daar boven het hoofd van Avalokiteshvara. We komen langs de plek waar gisteren de apen zaten. Nu zijn ze er niet. Dan gaan we voor de tweede keer naar Bayon; de tempel met vele gezichten. Het glimlachende gezicht van Avalokiteshvara is maar liefst 200 keer te zien. Gisteravond bij schemering zag het er heel mysterieus uit. Nu is de geheimzinnigheid grotendeels verdwenen.

Twee meisjes halen mij over om een foto van hen te maken. Het oudste meisje, een brutaaltje, vraagt sissend om "money". Ik houd mij van de domme, hoewel ik allang begrepen had dat het hun om een fooitje te doen was. Ik heb toch alleen maar een foto gemaakt? Moet ik daar geld voor geven dan? "Money, money," sist het brutaaltje geërgerd. Het is kennelijk niet toegestaan dat ze om geld bedelt, want alles moet in het geniep. Elke keer als er mensen aankomen, kijkt ze snel de andere kant op en doet alsof ze niets met mij te maken heeft. Ik rommel in m'n tas en reik haar een banaantje aan. Ze trekt een vies gezicht en schudt haar hoofd. "Money!" sist ze nogmaals. Vooruit dan maar. Ik tast in m'n buidel en zie dat ik helemaal geen kleingeld meer heb. Ik heb nog wel een paar Baht. Die stop ik het oudste meisje toe. Ze kijkt me beledigd aan. "Thais geld," mompelt ze afkeurend. "Verder heb ik niets," zeg ik. Met een theatrale zucht neemt ze het van mij aan en dan rennen ze er met z'n tweeën vandoor.

Er treedt nu enige tempelmoeheid bij mij op. Alles ziet er fantastisch uit, maar ik kan niet meer de concentratie opbrengen om het in mij op te nemen. We gaan eerst een hapje eten bij een eenvoudig stalletje langs de weg. Meteen komen er allerlei jeugdige venters aandraven. We raken in gesprek met een T-shirt- en sarong-verkoopster, die een baby'tje op haar arm draagt. Het is een beeldig meisje van een maand of negen. Srei Pad heet ze. Ik geef haar een klein beertje. Ze kijkt heel verbaasd en snapt niet wat ze ermee moet doen. Ze speelt liever met een zakje of met een krakend Dollarbiljet. Ik koop twee T-shirts van haar moeder en Paul koopt bij een jochie twee fluitjes. Ik lepel het laatste restje noedelsoep naar binnen en dan vertrekken we.

We gaan het voormalige koninklijke paleis bezichtigen. Althans, het oorspronkelijke paleis bestaat niet meer. Alleen het hooggelegen bordes met olifantbeelden is bewaard gebleven. Ik kan me voorstellen dat de koning zich oppermachtig voelde wanneer hij hier stond en uitkeek over zijn onderdanen die beneden op straat liepen. Ook in de nabijgelegen gebouwen speelt de olifant een belangrijke rol. Hij is afgebeeld op talloze reliëfs.

Na de olifanten gaan we ons geluk beproeven bij de apies. Ja hoor, ze zijn er! Ik haal mijn banaantjes tevoorschijn. Daar hebben ze wel trek in! Ze komen de bananen uit mijn hand pakken. De leider van het spul zit er sip bij. Paul ontdekt dat de aap een grote, gapende wond aan zijn arm heeft. Kennelijk is hij flink te pakken genomen door een rivaal. Als troost stop ik hem een banaantje toe. Eén aapje gaat er met onze waterfles vandoor. Hij probeert de dop eerst los te draaien en als dat niet lukt probeert hij het met zijn tanden. Paul stelt zich dreigend op om de fles terug te pakken. Maar het aapje geeft zich niet zomaar gewonnen. Hij gaat op zijn achterpoten staan en laat zijn tanden zien. Dan laat hij de fles toch maar los en gaat er snel vandoor.

We besluiten op zoek te gaan naar een meer, dat in de buurt moet liggen. We fietsen over een zandpad met plassen, kuilen en stenen, komen onder een poort en daarna wordt het pad beter. Opeens zitten we op het platteland. Het is schitterend. De kleuren zinderen op m'n netvlies. Felgroene rijstvelden, donkergroene palmen, een strak blauwe lucht en een pad van vlammend rode aarde. In de velden staan houten huisjes met rode daken en blauwe daklijsten. Her en der staat een koe langs de kant van de weg. Drie jongens, waarvan er één een mijnwerkerslamp bij zich heeft, zoeken contact met ons. "Have you been to the mines?" vraagt Paul. "Yes, yes," knikken ze lachend. "To the goldmines?" "Yes, yes." Ik geloof niet dat ze er een woord van verstaan, maar wat maakt het uit? De taal van de glimlach is universeel. Ook onze vraag of we rechtdoor moeten rijden om bij het meer te komen, beantwoorden ze met "Yes, yes". Ik neem het met een korreltje zout.

Alle kinderen die we onderweg zien, roepen weer "Hellóóó" of "Goodbye". Het water in de rijstvelden staat hoog. Zes blote jochies zijn lekker in de poeltjes aan het plonzen. Verderop staat een groepje volwassenen rijst te snijden. Ze zwaaien enthousiast. Het meer vinden we niet, maar het is geen gemis. Dit tochtje over het platteland is onbetaalbaar.

We moeten een heel eind terugfietsen om weer in Siem Reap te komen. Er wordt flink gewerkt aan de hoofdweg. Het asfalt wordt gestort. De werkers staan te ploeteren in de gloeiende zon. Hun hoofden zijn omwikkeld met lappen. Ik ben totaal uitgeput wanneer we bij het hotel aankomen en ga eerst een paar uurtjes liggen. Paul brengt ondertussen de fietsen terug. We besluiten om morgen een tuk-tuk te huren.

's Avonds eten we bij Azian Rooftop Garden. We zitten op het sfeervol verlichte dakterras. Het valt mij op dat Cambodja een gevarieerde keuken heeft, met invloeden uit Frankrijk en India. Het voedsel is absoluut niet heet, maar het kan zijn dat toeristen een aangepast menu krijgen.

Terug in het hotel treffen we een receptioniste aan met grote klodders crème op haar gezicht. Gierend van de lach probeert ze weg te duiken achter de balie, maar dat vindt ze kennelijk toch onbeleefd. Wij groeten haar en Paul zegt dat ze er prachtig uit ziet, waardoor ze nog harder moet lachen.

Het meest vreemde dat ik vandaag achterop een moto vervoerd zag worden, was een dood varken dat ingeklemd tussen twee ladders lag. Verder zag ik een hele tros levende eenden die aan hun poten vastgebonden waren rond het zadel van een fiets. Ze lieten het gelaten over zich komen. Alleen één eend hief zijn kopje en riep opstandig "kwék!"

<-Vorig hoofdstuk: dag 5 Volgend hoofdstuk: dag 7->
Home Reizen Contact Site Map Zoeken

Valid HTML 4.01 Transitional