REISAFFICHE

Home Reizen Contact Site Map Zoeken

Inhoudsopgave
Inleiding
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4
Dag 5
Dag 6
Dag 7
Dag 8
DAG 9
Dag 10
Dag 11
Dag 12
Dag 13
Dag 14
Dag 15
Dag 16
Dag 17
Dag 18
Dag 19
Dag 20
Dag 21 en 22
Evaluatie en tips



Wat doe jij tegen agressie en geweld?

Cambodja

Ossenwagen

Dag 9: zaterdag 27 oktober 2001

Kompong Thom - Phnom Pehn
Op naar de hoofdstad


Om acht uur vertrekken we met twee minibusjes naar Phnom Penh. Voor die tijd maak ik een wandelingetje door Kompong Thom. Ik steek de weg over en loop door een straatje langs de rivier. Aan de linkerzijde gaan de winkeltjes allemaal net open. Aan de rechterzijde is er bedrijvigheid op het water. Kleine bootjes varen op en neer en vissersnetten worden uitgeworpen. De mensen kijken me nieuwsgierig aan, maar laten me verder met rust. In een speeltuintje zit een klein jochie op een glijbaan. Ik zwaai naar hem en vervolgens roept hij net zolang "hellóóó" totdat ik uit zijn blikveld ben verdwenen.

De bustocht naar Phnom Penh duurt vier uur. Het is een mooie tocht over het platteland. Ik blijf het mooi vinden om rijstvelden en palmbomen te zien. De weg is wederom erg slecht. Hoewel we nu niet in een laadbak zitten, worden we toch behoorlijk door elkaar gerammeld. Bij een brug stoppen we om foto's te maken van het prachtige uitzicht en drie fotogenieke ossenkarren volgeladen met aardewerk.

Onderweg komen we door een aantal dorpjes. De bijrijder koopt een vrucht voor ons. De buitenkant van de vrucht lijkt op een ananas. Binnenin zitten gele partjes vruchtvlees met een harde pit in het midden. De smaak doet denken aan lychee. We komen de naam niet te weten, want de bijrijder kent het Engelse woord niet. Later komen we erachter dat het Jackfruit is geweest.

Enige tijd later stoppen we in Skuon, het spinnendorpje. Dit is het enige dorpje in Cambodja waar men gefrituurde spinnen een delicatesse vindt. Onze bijrijder koopt eerst een kokertje rijst. De rijst zit in een blad gerold samen met wat granen en gemalen kokos. Het is heel smakelijk. Misschien een goede tip voor Lassi? Ik zie Boudewijn Büch al middenin de rijstvelden staan en gedreven vertellen over Cambodja.

Daarna mogen de liefhebbers een hapje spin proberen. Nu boezemen spinnen mij geen angst in. Ook deze gefrituurde exemplaren vind ik niet eng, maar om ze op te eten is weer wat anders! De meeste mensen van de groep hebben er geen moeite mee en tenslotte sabbel ik even op een pootje. Het smaakt zoutig en vet.

We rijden verder door de provincie Kompong Cham. De huizen hebben hier veelal drie daken met rode dakpannen. In Kandal, de provincie waarin Phnom Penh ligt, staan veel steenbakkerijen. Niettemin zijn alle huizen van hout. Via een brede brug steken we de Tonlé Sap-rivier over en rijden zo Phnom Penh binnen. Langs de rivier staan krotwoningen. De weg is nog steeds slecht en stoffig. Mensen die moto rijden, dragen stofkapjes of houden een hand voor hun mond. Aan de kant van de weg staan stalletjes waar stokbrood verkocht wordt. Phnom Penh is een chaotische stad die in niets op Bangkok lijkt. Het lijkt me een interessante stad.

Na veel gehobbel komen we aan bij het Golden Gate hotel, midden in het centrum. We krijgen een kamer in het souterrain, met uitzicht op een muur. Om twee uur gaan we naar het Tuol Sleng genocidenmuseum en aansluitend naar de Killing Fields. Geen excursies om vrolijk van te worden. Maar ik vind dat het erbij hoort. We hebben nog drie kwartier om te lunchen en dat doen we in het hotel. Op de menukaart staan veel Chinese gerechten in verband met de vele Chinese zakenlieden die hier logeren.

Om twee uur staat de bus klaar. Door erbarmelijk slechte straten rijden we naar het museum. Tuol Sleng was oorspronkelijk een school, maar werd tijdens het schrikbewind van Pol Pot omgevormd tot gevangenis. Meer dan 17.000 gevangenen werden in deze gevangenis vermoord. De toestand in de gevangenis was mensonterend. In gebouw A zijn de ondervragingsruimtes te zien. In elke ruimte staat een bed en een martelapparaat. Aan de muur hangt een foto van een doodgemartelde gevangene. Verschrikkelijk om te zien. Het is de naakte waarheid, waar niet aan te ontkomen valt. In gebouw B zijn de cellen. Miserabele hokjes van 2 m. bij 0.80 m. Hier zaten de gevangenen op de betonnen vloer vastgeketend aan hun enkels. In gebouw C en D is een tentoonstelling van talloze foto's van de gevangenen die later bijna allemaal zijn omgekomen. In een andere ruimte hangen schilderijen van de martelingen, in een naïeve stijl geschilderd door een overlevende. Macaber is het 'kunstwerk' van menselijke schedels in de vorm van het land Cambodja. We lopen allemaal in stilte door de ruimtes. Iedereen verwerkt het op z'n eigen manier. Het kunstwerk van schedels is een aantal maanden later weggehaald. Men vond het te confronterend.

Dat de gevangenis ooit een lagere school was en nog steeds als zodanig te herkennen, maakt het extra schrijnend. Op het schoolplein staan speeltoestellen. Zwijgend klimmen we de bus in. We gaan op weg naar de Killing Fields van Choeng Ek, zo'n vijftien kilometer buiten de stad. Bij een landweggetje worden we opeens tot stilstand gemaand door een grote groep motorijders. Het lijkt wel een overval, maar zo erg is het niet. Het schijnt dat de weg naar Choeng Ek onbegaanbaar is en dat we er alleen op de moto kunnen komen. We klimmen uit de bus en worden meteen aan alle kanten vastgeklampt door jeugdige motorijders. Ik krijg een jong, tenger joch aan mijn zijde dat voor een retourtje 1 Dollar vraagt. Dat is een redelijke prijs. Even later zoeven we over het landweggetje. We moeten vijf keer afstappen om een geïmproviseerd bruggetje over te steken. Mijn motorijder heet Rupon. Hij spreekt goed Engels en vertelt van alles. Dat hij studeert en in het weekend mensen rondrijdt om zijn studie te betalen. Dat hij twee broers en vijf zussen heeft en dat ze hier vlakbij in een hut wonen. Daarna vraagt hij een paar dingen over Nederland. Hoeveel seizoenen wij hebben, of het vaak regent en of wij aan landbouw doen. In Cambodja is het in januari héél koud, zegt hij. Dan is het maar 18 graden! Ik zeg dat het in Nederland dan wel eens -10 graden is. Hij lacht schaapachtig. Volgens mij gelooft hij er niets van! We zijn er en hij levert mij af bij de toegangspoort. Daar wachten alle motorijders totdat hun vrachtje terug komt.

De Killing Fields zijn, zoals de naam al aangeeft, velden. Geen rijstvelden, maar weiland. Er scharrelen nu varkens, koeien en kippen rond. Voor de slachtoffers van de moordpartijen is een hoge pagode gebouwd. Binnen liggen de schedels opgeslagen van mannen, vrouwen en kinderen, gesorteerd op leeftijd. Dat levert een zeer beklemmend beeld op. De kuilen in het grasveld duiden op massagraven. Bij een boom hangt een bordje met in kinderlijk Engels de droeve tekst: "Dit is de boom waar kinderen tegenaan geslagen werden totdat ze dood waren". Naast de boom staat een bakje met menselijke botten. Het is allemaal huiveringwekkend. We lopen allemaal alleen door de vlakte te dwalen. Het valt me op dat alles zo rustig is en vredig. Vanaf het weiland is er een prachtig uitzicht over het platteland. Ik hoop dat de doden hun rust hebben gevonden op dit stukje grond omringd door zoveel natuurschoon. Het is goed dat we dit gezien hebben. De herinnering zal de rest van de tijd met ons meereizen.

Buiten het hek begint het leven van alledag weer. Bedelkindertjes vragen met hun liefste stemmetjes om kleingeld en de hele motobende staat ons op te wachten. Over het slechte landweggetje rijden we terug naar de plek waar we de bus achtergelaten hebben. Bij de bruggetjes spelen kinderen vrolijk in het water. Alsof er niets aan de hand is Inderdaad, voor hen is er ook niets aan de hand. Het is een geluk dat ze zo lekker ongecompliceerd kunnen spelen.

Ik neem afscheid van Rupon en geef hem 2 Dollar. Ik heb gemerkt dat de motorijders tol moeten betalen voor de geïmproviseerde bruggetjes en dan is een loontje van 1 Dollar erg mager. Bovendien blijkt dat Rupon zijn verdiensten deelt met een vriend. Ze rijden om de beurt. We moeten straks naar rechts kijken, zegt hij, dan zien we de hut van zijn ouders. Ik beloof het te zullen doen.

We rijden terug met de bus. Rechts staan een aantal hutten. Ik weet niet precies waar Rupon woont, maar alle hutten zijn even armoedig. Het is spitsuur in de stad en we worden omringd door moto's. We zien weer allerlei acrobatische toeren: een moto met drie volwassenen achterop, met twee oma's en twee kleinkinderen, met een slapende kleuter en een moeder met mand bananen op het hoofd, met drie giebelende schoolmeiden, met een moeder en drie kinderen, met twee oude mannetjes, met drie monniken Enfin, het is een heel schouwspel.

In het hotel gaan we het dakterras op. Helaas is hier geen bar, dus nemen we ons drankje zelf mee. Er staan wel wat tafeltjes en ligstoelen en er is een klein fitnesszaaltje ingericht. De avond valt en ik maak wat foto's van de zonsondergang. Boven het Koninklijk Paleis wordt vuurwerk afgestoken.

Later op de avond gaan we op pad. We maken een wandeling over de brede Preah Sihanouk Boulevard en komen langs een decadente supermarkt die Lucky heet. Uit nieuwsgierigheid stappen we naar binnen. We treffen een wereld vol luxe aan. Er is zelfs antivlooienshampoo voor huisdieren te koop, terwijl het geen uitzondering is dat ménsen hier vlooien en luizen hebben! De winkel is nog ruimer gesorteerd dan Albert Heyn. Ik kan mij in ieder geval niet herinneren dat ze bij Appie ananas/kokossap verkopen. De meeste klanten zijn rijke Cambodjanen, die zich enorm arrogant gedragen.

Nadat we onze boodschappen hebben gedropt in het hotel gaan we op zoek naar een eetgelegenheid. We komen terecht in een Caraïbisch restaurant naast het hotel. We zijn de enige gasten op dat moment. Een bedienster krijgt net een flinke uitbrander van haar baas. Ze probeert haar excuses te maken, maar de man buldert: "Don't even speak to me!" Ik vind het een vervelende situatie. Om het leed een beetje te verzachten doe ik extra vriendelijk tegen de afgebekte serveerster. Ze spreekt geen Engels, maar wel een klein beetje Frans. Het is een heel vriendelijk meisje, ze blijft overal bij lachen. Dat was ook de reden waarom haar baas zo boos was geworden. Ze bleef aldoor lachen toen een klant zich beklaagde. De klant dacht daardoor dat hij niet serieus genomen werd, maar het meisje verstond hem gewoon niet.

Het is opvallend dat iedereen boven de vijftien haast geen woord Engels spreekt. Jonge kinderen spreken de taal stukken beter en ze hebben er duidelijk plezier in om met toeristen te praten. De scholen doen er alles aan om kinderen vanaf vijf jaar Engels te leren. Een slimme zet. Het toerisme is nu nog nauwelijks ontwikkeld. Voor ons is dat wel fijn, want zo kunnen we kennismaken met een redelijk ongerept land. Maar voor de Cambodjaanse economie zou het beter zijn als er een grote toeristenstroom op gang zou komen. Het leren van de Engelse taal is een stap in de goede richting.

<-Vorig hoofdstuk: dag 8 Volgend hoofdstuk: dag 10->
Home Reizen Contact Site Map Zoeken

Valid HTML 4.01 Transitional