REISAFFICHE

Home Reizen Contact Site Map Zoeken

Inhoudsopgave
Inleiding
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4
Dag 5
Dag 6
Dag 7
Dag 8
Dag 9
Dag 10
Dag 11
Dag 12
Dag 13
Dag 14
Dag 15
DAG 16
Dag 17
Dag 18
Dag 19
Dag 20
Dag 21 en 22
Evaluatie en tips



Wat doe jij tegen agressie en geweld?

Cambodja

Visser werpt zijn net uit

Dag 16: zaterdag 3 november 2001

Phnom Penh - Kampot
Tempeltocht


We verlaten Phnom Penh. Het is een bruisende stad, maar ik ben er niet verliefd op geworden. Niettemin vind ik het jammer om te vertrekken. Voordat ik de bus in stap, koop ik een stadskrantje bij een jonge venter. Er staan een paar leuke artikelen in, o.a. over het project "Friends". "Friends" is niet alleen een restaurant dat gerund wordt door straatkinderen, maar ook een opvangtehuis. De jongeren die daar wonen, krijgen workshops aangeboden. Bovendien krijgen ze geestelijke begeleiding, om meer zelfvertrouwen te kweken. Jongeren die doelloos over straat zwerven, zijn vaak depressief. Ze hebben een lage dunk van zichzelf en hebben geen zin om iets te ondernemen. Met het winnen aan zelfvertrouwen komt ook de vechtlust terug om zichzelf uit hun armzalige bestaan te bevrijden en op zoek te gaan naar een baan.

Over het Waterfeest is een sfeerverslag geschreven met interviews van bezoekers. Duizenden mensen kwamen van het platteland per moto, fiets of ossenwagen. Velen van hen waren nog nooit in Phnom Penh geweest en keken hun ogen uit.

Over één van de brede boulevards verlaten we de stad. We rijden verder over Highway 2. Het begrip Highway heeft in Cambodja een andere betekenis dan wat wij eronder verstaan. In plaats van een geasfalteerde, strakke vierbaans snelweg, is Highway 2 een smalle weg vol kuilen dwars door provinciale dorpjes heen. Dat betekent dus dat er opeens een kudde koeien op de weg kan lopen en dat er kinderen, honden, kippen of varkens plotseling oversteken. Dara wijst ons op enkele opmerkelijke zaken. Zo passeren we een aantal Chinese grafheuveltjes. De Chinese immigranten zijn geheel in de Cambodjaanse samenleving opgenomen, maar bij een sterfgeval grijpen ze terug naar hun eigen tradities.

We stoppen onderweg bij twee tempels. De eerste is Ta Prohm in Tonlé Bati. De tempel heeft zowel Hindoeïstische als Boeddhistische kenmerken. Tot de 12e eeuw bestonden Hindoeïsme en Boeddhisme op gelijkwaardige basis naast elkaar. Daarna kreeg het Boeddhisme de overhand. Maar ook vandaag de dag heeft het Cambodjaanse Boeddhisme een aantal Hindoeïstische gebruiken.

De Ta Prohm is een soort Angkor Wat in het klein. Het tempeltje is rijkelijk gedecoreerd met reliëf. Ook de Apsara's (tempeldanseressen) zijn weer alom aanwezig. Er zwermen kinderen om ons heen die aldoor bloemen aanbieden en heel aanhalig zijn. "No riel," zeggen ze erbij. Voor de tempel pingelt een man op een slaginstrument van bamboe.

Rondom de tempel is een prachtige tuin aangelegd met kleurige, zoet ruikende bloemen. Blote jongetjes plonzen rond in een vijver. Ze klimmen telkens omhoog in een boom en laten zich vanuit de takken in het water vallen. Wanneer we aanstalten maken om in de bus te stappen, lopen alle kinderen achter ons aan. Nu willen ze ineens wél riel. Ja, ja, het is een gehaaid stelletje!

We rijden verder over de Highway. Onderweg komen we door een dorpje waar in ieder huis iemand zit te weven of te spinnen. Als spinnenwiel worden fietswielen gebruikt. Vincent stelt voor een fotostop te maken. De dorpsbewoners weten niet wat hen overkomt. Plotseling worden ze omringd door maffe toeristen die overal foto's van maken. Dara maakt een praatje met een vrouw die een gele lap stof aan het weven is. De stoffen worden naar een fabriek gebracht en daar wordt er kleding van gemaakt, vertelt ze. Na alles uitgebreid bekeken, gefilmd en gefotografeerd te hebben, gaan we weer op weg.

Langzamerhand maakt het vlakke landschap met de fluorescerend groene rijstvelden plaats voor een heuvelachtig landschap met kokospalmen. De tweede tempel waar we stoppen is de Phnom Chissor, gelegen op een heuvel, zoals de naam al zegt. We beklimmen de heuvel via een stenen trap. De traptreden zijn versierd met kinderlijke tekeningen van dieren en krijgers. We krijgen gezelschap van drie kinderen. Een meisje van ongeveer acht, een meisje van ongeveer vijf en een jongetje van ongeveer vier. Het is een grappig stel. Ze bedelen op ontwapenende manier om snoepjes.

De tocht naar boven valt mee. Als beloning krijgen we een prachtig uitzicht over een onmetelijke vlakte met kokospalmen. Aan de horizon ligt Vietnam. Op de top staat een aantal pagodes van recente datum. De binnenkant is van top tot teen beschilderd met taferelen uit het leven van Boeddha en portretten van monniken. We kopen een blikje fris bij een giechelende verkoopster. Ze maalt wat ijs met een speciaal molentje. Om op ons voorhoofd te doen, gebaart ze. Ook voor de kinderen kopen we blikjes fris. Ze zijn er heel blij mee.

In de tussentijd hebben we drie jolige oude mannen ontmoet. Ze wonen hier op de heuvels, vertelt Dara. Bejaarden wonen meestal bij hun kinderen in. Maar sommigen hebben daar geen zin in. Zij gaan bij een tempel wonen en houden zich bezig met het onderhoud en het rondleiden van toeristen. Ook deze mannen vinden het erg leuk om ons rond te leiden. Ze spreken geen Engels, maar wel een enkel woordje Frans.

We nemen afscheid van onze "gidsen" en beginnen aan de afdaling, geëscorteerd door de kinderen. Beneden gaan we lunchen. Er worden zitplaatsen voor ons vrijgemaakt op een marktstalletje. De dorpskinderen komen in een kringetje om ons heen staan. Ze krijgen her en der een broodje, een blikje fris of snoepgoed toegestopt. Met lege blikjes zijn ze overigens ook blij. Ik vermoed dat er statiegeld op zit.

We trekken weer verder door een landschap dat rijk aan palmen is. We zien dat de kokosnoten geoogst worden en op karren afgevoerd worden. Laat in de middag komen we aan in het kleine plaatsje Kampot. We hebben een kamer in het Bokor Borei Hotel. Vanuit het raam zien we een basketbalveldje en een straat met huizen. In de verte liggen heuvels. Daar ligt het Bokor National Park, waar we morgen naartoe gaan.

We maken een wandeling in de buurt van het hotel. De zon gaat onder boven de heuvels en geeft de lucht een prachtige kleur. Paul gaat terug naar het hotel en ik ga er op uit om wat etenswaren bij elkaar te sprokkelen voor de lunch van morgen. Ik kom terecht bij een klein winkeltje waar ik heel vriendelijk word bediend door een mollige vrouw, zo te zien van Chinese afkomst. Ze heeft niet veel bijzonders. Tenslotte koop ik sesamkoekjes en een paar blikjes fris. Op straat kom ik de helft van de groep tegen. Ik loop met hen mee terug naar het hotel. Het is in Kampot een aantal graden koeler, hetgeen heel aangenaam is.

's Avonds eten we in het Prochum Mith restaurant. Ik neem groente met rundvlees en rijst. De groente kan ik niet thuisbrengen. Het ziet er uit als een bonensoort, maar het smaakt heel anders. Misschien is het zeekraal. Dat is heel goed mogelijk, want we zitten hier dicht aan de kust.

Op de muur zit een enorm reptiel van zo'n dertig centimeter lang. Ik denk eerst dat het een nep-beest is, wat daar voor de sier hangt, totdat het beest opeens beweegt en gaat jagen op de kleinere beestjes die zich op de muur bevinden. Ik vind het fascinerend en zit de rest van de avond het reptiel nauwgezet te observeren. De kleinere beestjes zijn hem steeds te snel af.

Het is overigens doodnormaal dat de muren van restaurants bezaaid zijn met beestjes. Maar in hotels zijn beestjes een zeldzaamheid. Ook kakkerlakken hebben we nauwelijks gezien. Wel word ik elke nacht lek gestoken door de muggen, ondanks zeer agressieve anti-muggencrème, klamboe en lange mouwen.

<-Vorig hoofdstuk: dag 15 Volgend hoofdstuk: dag 17->
Home Reizen Contact Site Map Zoeken

Valid HTML 4.01 Transitional