REISAFFICHE

Home Reizen Contact Site Map Zoeken

Inhoudsopgave
Inleiding
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4
Dag 5
Dag 6
Dag 7
Dag 8
Dag 9
Dag 10
Dag 11
Dag 12
Dag 13
Dag 14
Dag 15
Dag 16
Dag 17
Dag 18
Dag 19
Dag 20
Dag 21
Dag 22
Evaluatie en tips Foto's



Madagaskar en Mauritius 2006

Coquerel Sifaki

Dag 3: vrijdag 13 oktober 2006

Mandrakandrina Reservaat
Moramanga

Gluren naar lemuren



Ik heb geslapen als een blok. We ontbijten in het hotel met de hele groep. Om acht uur vertrekken we. Vandaag gaan we voor het eerst beesies kijken in het Mandrakandrina reservaat.

Vlak voordat we de bus in gaan, maak ik een foto van het hotel, maar word op m'n vingers getikt door een militair die in een hokje op wacht staat. Ik moet de foto wissen, omdat er een stukje van het wachthuisje op staat en dat is militair geheim! Ik laat hem zien dat ik de foto echt verwijder. Verder is het geen probleem.

We hebben weer dezelfde bus als gisteren. Hij is aan de krappe kant voor 21 mensen: in het gangpad moeten drie klapstoeltjes ingezet worden om iedereen een zitplaats te geven.

Het duurt lang voordat we Tana uit zijn. Het is een mooie stad met die Franse bouwstijl, veel groen en vlak buiten de stad rijstvelden en landerijen. Het ziet er bepaald niet uit als een arme stad, maar schijn bedriegt.

Onderweg naar het reservaat zien we veel natuurschoon. De aarde is felrood, wat prachtig afsteekt tegen de felgroene rijstvelden. Het is redelijk bergachtig. Helaas zijn de berghellingen veelal ontbost. De bomen worden in de fik gestoken en het hout wordt gebruikt om houtskool van te maken. Dat is de enige brandstof die in Madagaskar voor handen is.

We rijden door een gebied waar baksteen geproduceerd wordt. Langs de kant van de weg zien we aldoor oventjes (van baksteen!) waar nieuwe bakstenen in gebakken worden.

Kees geeft ons wat onthutsende cijfers. De levensverwachting is vijfenvijftig jaar! De hoge kindersterfte drukt het gemiddelde. Verder is zeventig procent van de mensen analfabeet. Veertig procent van de kinderen maakt de lagere school niet af, hoewel onderwijs verplicht is tot veertien jaar.

We stoppen bij een plek waar het uitzicht uitzonderlijk mooi is en maken foto's naar alle kanten. We kijken uit over een dal met een patchworkdeken aan landerijen.

Op een hoger gelegen punt maken we een tweede fotostop. Er zitten drie dames aan de kant van de weg (zo te zien oma, dochter en kleindochter), die graag willen poseren. Ze maken handig gebruik van de gelegenheid door op bescheiden wijze te bedelen. Kees geeft elk van hen een koekje en geeft een knuffelbeest aan de baby.

We rijden bergafwaarts en komen in een dorpje, waar we wat etenswaren kopen. De inwoners zijn vriendelijk en bescheiden. Bij een eenvoudig winkeltje kopen we stokbrood, verderop een doosje La Vache qui Rit en een pakje Tuc. Bij een stalletje langs de kant van de weg halen we een tros bananen.

We vervolgen onze weg en komen aan bij het reservaat. Het duurt even voordat we de tickets hebben, want die worden met de hand geschreven en voorzien van drie stempels. Daarna wordt de groep verdeeld over twee gidsen en trekken we het reservaat in.

Na een steile klim zien we de eerste lemuren. Wat een leuke, vertederende beestjes! Ze zijn heel wollig, hebben ellenlange staarten en prachtige, oranje oogjes. Als ik een knuffelbeest zou moeten ontwerpen, dan nam ik deze lemuren als voorbeeld! Ze zitten op aaiafstand in de bomen. We schieten er zoveel mogelijk plaatjes van.

Deze soort heet de Common Brown Lemur. Ze zijn bruin (zoals de naam al zegt) met een zwart kopje. Verderop zit een groepje Coquerel Sifaka's. Deze zijn wit met bruin en hebben expressieve zwarte gezichtjes. Ook deze soort is totaal niet schuw. Ze hebben alleen wat minder geduld. Na een paar minuten poseren, hebben ze er genoeg van en trekken het bos in.

De gids leidt ons naar een verblijf waar vleermuizen en tenrecs te zien zijn. Tenrecs houden het midden tussen een hamster en een egel. Het zijn knaagdiertjes die, net als vele andere diersoorten, alleen op Madagaskar voorkomen.

We bezoeken een kas waar een heleboel reptielen huizen, waarvan de kameleons de hoofdmoot vormen. De gids plaatst bij verschillende mensen een reptiel op de hand of arm, zodat we van dichtbij foto's kunnen maken. Ik werp me op als vrijwilliger om de spear-nosed slang vast te houden. Het is een dun, lichtgeel slangetje met een spitse "neus". Hij kronkelt zich meteen stevig om m'n arm.

De kameleons zijn prachtig gekleurd. Omdat ze een schutkleur hebben, zijn ze moeilijk van hun omgeving te onderscheiden. Toch raken we steeds meer bedreven in het spotten van beestjes. Wanneer je ze verplaatst, nemen sommige soorten geleidelijk de kleur van hun nieuwe omgeving aan. Ik had gedacht dat ik de lemuren verreweg het leukst zou vinden, maar de reptielen maken ook indruk. Ze zien er schitterend uit.

Verder zien we o.a. gekko's met bijzondere zuignapklauwtjes, een paar felgekleurde kikkers en luie krokodillen. De gids noemt telkens de Latijnse naam van de soorten. Op het laatst worden we een beetje melig van al die namen. Een groepje ganzen dat langs komt scharrelen wordt door ons betiteld als de "Malagasy buikloopgans vulgaris".

Bij de uitgang van het reservaat picknicken we idyllisch in het gras. Ik heb nog nooit zulk lekker stokbrood gegeten! Dan klinkt het "On y va" van Kees. Het is trouwens handig dat de Malagasy zo goed Frans spreken. Al is mijn Frans niet zo goed, ik kan me toch redelijk verstaanbaar maken.

We rijden weer door een mooi landschap. Langs de kant van de weg zitten venters die gele vruchtjes ter grootte van een pruim verkopen. De vruchten heten piba's, vertelt Mange. Kees kan zijn nieuwsgierigheid niet meer bedwingen en vraagt Mange of hij wil stoppen bij een venter. De venter komt meteen aanrennen met zijn waren, wanneer hij ziet dat de bus vaart mindert. Het trosje piba's gaat de hele bus door. De smaak is moeilijk te omschrijven. Een soort mango, maar dan frisser. Eén van de pitten (er zitten er vier in per vrucht) bewaar ik. Misschien kan ik thuis een pibaboom kweken!

We maken een tussenstop bij een spoorbrug. De bus rijdt behoedzaam de brug over. Wij volgen te voet. Aan de overkant ligt een hutje van takken. Dat blijkt het onderkomen te zijn van de brugbewaker. Het is een forse man die met welluidende stem uit de doeken doet hóe belangrijk zijn functie is. Wij vinden zijn job - eerlijk gezegd - nogal tegenvallen, maar dat zeggen we natuurlijk niet, temeer omdat meneer de gendarme een flink geweer over zijn schouder heeft. Aan de andere kant van de weg zitten vier soldaten in camouflagekleding. Het is ons helemaal duidelijk: dit is een Belangrijke Brug!

Om half drie rijden we Moramanga binnen, waar we in hotel Emeraude zullen verblijven.

Het hotel valt nogal tegen. Er is geen stromend water (in de badkamer staan emmers water om het toilet door te spoelen), het slot is kapot, de badkamer heeft geen deurknop, het beddengoed is niet al te fris en het is gehorig. Om de sfeer te "verhogen" zitten er tralies voor het raam. Nou ja, we zijn hier maar één nacht.

Al gauw gaan we de straat op. Moramanga is een grote plaats met 24.000 inwoners. Ze wonen voor het merendeel in stenen huizen van twee verdiepingen hoog. Langs alle straten staan stalletjes, kraampjes en winkeltjes met allerlei koopwaren, van lappen vlees tot tweedehands kleding. De mensen zeggen vriendelijk "bonjour" en laten ons verder met rust. Volgens mij hebben ze pas een lading kleding van een charitatieve instelling gekregen. Een man draagt een jack met het opschrift "verzekeringsmaatschappij Beier". We zien een klein meisje lopen in een gebreid truitje van de Lion King. Een oude baas is flitsend gekleed in een fitnesspakje en een pubermeisje loopt rond in een nauwsluitend discojurkje uit de jaren tachtig.

Uit een gebouw klinkt gezang en muziek. De karakteristieke Malagasy muziek heet Sega. Het is verwant aan de reggae, maar heeft ook duidelijk Afrikaanse invloeden. Vooral in de gitaarloopjes.

We zien enorm veel pousse-pousses (loopriksja's), waar de lokale bevolking zich mee laat vervoeren. Ook schoolkinderen zitten (vaak met z'n vieren) in een pousse-pousse.

Nadat we de stad een beetje verkend hebben, gaan we iets drinken op een terras. Ik neem een colaatje en Paul Three Horses, een lokaal biertje. Het terras biedt ons een prachtig gezicht op het dagelijks leven. De voorbijgangers hebben duidelijk Afrikaanse trekken. Ze zijn heel donker en hebben kroeshaar. Sommigen hebben ook wat Aziatische kenmerken. Hoe dan ook: het zijn prachtige mensen! We worden vermaakt door een stel malle kinderen. Ze trekken rare gezichten, dansen en poseren voor de camera. We lachen ons rot.

We krijgen het koud op het terras, want we zitten uit de zon en de temperatuur is nauwelijks achttien graden. Tijd om naar het hotel te gaan. Onderweg slaan we wat etenswaren in voor morgen, bij een zaakje dat Chez Paul heet. De winkelmevrouw is zeer vriendelijk en behulpzaam.

Ook in het hotel is het koud. We blijven op de kamer tot etenstijd. Omdat dit een ander en minder goed hotel is dan oorspronkelijk gepland, biedt Djoser ons vanavond een diner aan. Vooraf hebben we kippen/groentesoep. Als hoofdgerecht krijgen we zeeboe (=bultrugrund), gemengde groente, rijst en patat. Ik probeer een stukje zeeboe, maar vind het veel te glibberig. De rode wijn die we krijgen, vindt iedereen bocht. Ik vind het juist lekker. Ik heb blijkbaar een vreemde smaak!

Bij het afrekenen van de drankjes lopen de gemoederen hoog op. Er ontstaat een hele discussie over wie wat moet betalen. Door toedoen van Willy, die zich opwerpt als penningmeester, komt alles toch nog goed. De wanhopig geworden ober wordt erbij geroepen en hij neemt het geld in ontvangst. We gaan vroeg naar bed. Het is hartstikke koud en ik houd al m'n kleren aan. Morgen vertrekken we om zeven uur naar het Périnetreservaat om de Indri Indri te zien.


<-Vorig hoofdstuk: dag 2 Volgend hoofdstuk: dag 4->
Home Reizen Contact Site Map Zoeken

Valid HTML 4.01 Transitional